Goed familiebeleid vanaf nu verplicht in GGZ-instellingen
Ypsilon. Met de ‘generieke module’ gaat voor Ypsilon een grote wens in vervulling: voor het eerst scharen een hele reeks van beroepsverenigingen, zorgverzekeraars en cliënt- en familieorganisaties zich gezamenlijk achter een document dat de status heeft van een officiële behandelnorm.
Zelf leverde Ypsilon de projectleider en dacht ze met diverse beroepskrachten en vrijwilligers mee. Voorzitter Jan Zandijk spreekt van een ‘belangrijke stap voorwaarts.’ “De betrokkenheid van naasten bij de zorg voor mensen met psychische noden is van groot belang. Ik hoop dat de volgende noodzakelijk stap richting het zo gaan doen in de GGZ snel wordt gezet.”
De kwaliteitsstandaard geldt voor alle psychische aandoeningen en voor alle sectoren: sociale wijkteams, huisartsenzorg, basis GGZ en gespecialiseerde GGZ. De inhoud toont een mooie balans tussen het respecteren van de wensen van de patiënt én die van zijn naasten. Uitgangspunt is dat een psychisch probleem niet alleen de patiënt zelf raakt, maar ook diens naaste omgeving. De samenwerking met familie en naasten staat in dienst van het herstelproces van de patiënt. Zijn wensen staan centraal, evenals het behoud van zijn netwerken en de veerkracht van zijn naasten. Zo wordt van de hulpverlener verwacht dat hij in elke zorgfase de relatie met de naasten bespreekt en aangeeft dat samenwerken het beste is voor de behandeling. Ook gaat de module in op hoe de zorgprofessional naasten kan ondersteunen zonder tegen het beroepsgeheim in te gaan.
Erin Wagenaar, docent aan de UvA afdeling Orthopedagogiek, en als kaderlid van Ypsilon nauw betrokken bij de totstandkoming: “Een patiënt kan zich in het bijzijn van een professional vaak wel voor een tijdje “beheersen”, maar de naasten of familieleden weten hoe het er in de praktijk meestal aan toegaat. Daaraan voorbijgaan leidt er vaak toe dat de professional belangrijke informatie mist voor het zorgproces. Ook voor de naasten zelf is dit vervelend, want zij krijgen daardoor misschien niet de ondersteuning die ze nodig hebben.”
De nieuwe standaard gaat uit van drie opties:
- Patiënt en naasten hebben goed contact
- Patiënt en naasten hebben juist geen contact of
- De familie maakt zich zorgen over een naaste die zelf geen behandeling wil.
Is het contact goed, dan werken zorgverlener, patiënt en naaste van het begin af aan samen, met duidelijke afspraken. Hebben ze geen contact omdat de patiënt dat niet wil of omdat de familie zich op afstand houdt, dan respecteert de zorgverlener respecteert de wens van de patiënt. Maar hij legt wel de meerwaarde uit van samenwerking en houdt altijd de mogelijkheid van contact in een later stadium open. Een gesprek met alleen familie ter ondersteuning moet echter altijd mogelijk zijn. Wil de patiënt zelf geen behandeling, dan geeft de zorgverlener voorlichting zowel over de problematiek als voor de naaste zelf (websites, lotgenotencontact, FVP). Daarnaast beoordeelt hij de situatie en schakelt zo nodig crisiszorg in. De standaard benadrukt dat in alle drie de situaties krijgt de naaste alle nodige niet-cliëntgebonden informatie over de ziekte en de zorg en over de mogelijkheden tot ondersteuning.