Niet genen maar jeugdtrauma’s belangrijk risico voor psychische aandoeningen
Wereldwijd zijn er ook honderden miljoenen euro’s in gestoken. Maar de relatief grote aandacht voor erfelijkheid als risicofactor voor bijvoorbeeld schizofrenie is onterecht. Omgevingsfactoren spelen een veel grotere rol. Dat blijkt uit onderzoek van Jim van Os, ggz-hoogleraar in het UMC Utrecht dat deze week werd gepubliceerd in Schizophrenia Bulletin. Met name jeugdtrauma’s en sociale frustratie vergroten het risico op ernstig psychisch lijden.
Omdat ernstig psychisch lijden in sommige families veel meer voorkomt dan in andere, leek een genetische betrokkenheid voor de hand liggend. Aanvankelijk werd gezocht naar ‘het’ schizofrenie-gen, tot bleek dat er veel meer genen bij waren betrokken. “Er zijn duizenden varianten gevonden die allemaal een mini-effect hebben. Maar ieder mens heeft een flink deel van die duizenden genetische varianten, dus wat betekent dat dan precies?” vroeg Van Os zich volgens een nieuwsbericht van het UMCU af.
Oorzaken gezocht
Om die vraag te beantwoorden heeft zijn onderzoeksteam tien jaar lang een groep van maar liefst 2.380 gewone Nederlanders gevolgd. Niet alleen werden hun genen in kaart gebracht, maar ook werden de deelnemers meermalen geïnterviewd. Ze beantwoordden vragen over onder meer hun familie, wat ze meemaakten, opleidingsniveau, gezondheid, relaties, drugsgebruik, werkeloosheid en inkomen.
Ruim 20 procent van de onderzochte groep ontwikkelde in de loop van het onderzoek psychisch lijden, waarna het onderzoeksteam probeerde te achterhalen of er een oorzaak voor was aan te wijzen. Bij een vijfde van deze groep is dat gelukt. Slechts bij drie procent was de oorzaak terug te voeren op genetische variatie. Ook cannabisgebruik had maar een geringe impact.
De twee grootste factoren, met respectievelijk ongeveer 30 en 20 procent bleken jeugdtrauma en wat de onderzoekers ‘sociale frustratie’ noemen en waarbij er bijvoorbeeld een groot verschil zit tussen de gewenste en de ervaren sociale status.
Van Os snapt dat wel: “We leven in een samenleving waarin alles uitstraalt: succes is een keuze. Alles wijst die richting op. Onze kinderen worden constant klaargestoomd voor dat individuele succes. Dat geeft een enorme druk. Als dat succes vervolgens uitblijft, ervaren veel mensen dat als falen. Daar kunnen we vaak moeilijk mee omgaan en dat blijkt een relatief veelvoorkomende reden voor psychisch lijden”, citeert de website van het UMC Utrecht de hoogleraar.
Informeel kaste-systeem
Dat psychische lijden in bepaalde families vaker voorkomt dan in andere is volgens de hoogleraar ook zonder genetica te verklaren. “Familieleden leven nu eenmaal vaker in vergelijkbare omstandigheden. Volwassenen met een jeugdtrauma dragen dat niet zelden ongewild over naar hun kinderen en onze sociale en etnische stratificatie, of eigenlijk ons informele kaste-systeem, is moeilijk te doorbreken.”
Van Os gebruikt de term psychisch lijden om te vermijden dat hij vervalt in psychiatrische aandoeningen. Eerder onderzoek leerde al dat genetische varianten die op schizofrenie leken te wijzen, grotendeels overeenkomen met de varianten die bij depressies of autisme betrokken lijken. Ook het onderzoek nu maakt geen duidelijke verschillen zichtbaar.