Patient gebruikt nauwelijks nog medicatie na verandering zonder overleg
Tweederde van de patiënten gebruikt niet of nauwelijks zijn antipsychoticum meer, wanneer dit zonder overleg wordt gewisseld. Dat blijkt uit onderzoek van TNS-NIPO en SAM onder patiënten met schizofrenie of een bipolaire stoornis. Patiënten- en familieverenigingen, waaronder Ypsilon, tonen zich ongerust over de uitkomsten. “De gevolgen voor de betrokkene en zijn omgeving kunnen dramatisch zijn”, aldus voorzitter Koos van der Span van de Vereniging van Manisch Depressieven en Betrokkenen (VMDB).
Het onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van de patiënten- en familieverenigingen Ypsilon, Anoiksis, de VMDB en farmaceut AstraZeneca. 617 patiënten, 14 mantelzorgers en 6 psychiaters deden mee. Uit de resultaten blijkt dat wisseling van medicatie zonder overleg met patiënt regelmatig voor komt. Hierbij blijkt bovendien dat overleg cruciaal is voor de vraag of iemand blijft slikken na een medicijnwissel: zonder overleg blijft nog slechts 29 procent van de patiënten trouw het nieuwe medicijn nemen. Vindt er wel overleg plaats over het waarom van het veranderen van medicatie, dan stijgt dat aantal naar 76 procent.
Wijzigingen in de medicatie van mensen met schizofrenie of een bipolaire stoornis komen relatief vaak voor. Psychiatrische ziektebeelden zijn complex en vaak moet een lange zoektocht worden afgelegd voordat een geschikt geneesmiddel is gevonden. Maar steeds vaker spelen ook bezuinigingen gedreven door zorgverzekeraars een rol: apothekers vervangen een merkgeneesmiddel naar een merkloze variant om goedkoper uit te zijn. “Maar goedkoop is duurkoop als de patiënt vervolgens het nieuwe middel laat staan, omdat hij het niet vertrouwt. Een nieuwe psychose of depressie ligt altijd op de loer. Als die niet tijdig wordt gesignaleerd, zijn de kosten vele malen hoger dan de behaalde winst”, aldus Van der Span.
Het verbaast dan ook niet dat ruim 90 procent van de patiënten steun van de psychiater verwacht bij een medicijnwisseling. Minder dan een derde wil in zo’n geval liefst begeleiding van de apotheek. Ypsilondirecteur Bert Stavenuiter valt Van der Span bij. “Het is niet de medicatieverandering zelf die ons dwars zit, maar het gebrek aan communicatie en regie daarbij. Patiënten hebben er recht op te begrijpen en mede te bepalen wat ze slikken. Blijft deze begeleiding uit, dan kan je erop wachten dat men zijn medicijnen nauwelijks aanraakt. Psychiaters realiseren zich nog veel te weinig dat hier een taak voor hen ligt. Waarbij zij ook moeten beseffen dat substitutie in de apotheek zonder hun medeweten kan plaatsvinden.”
Wat de patiëntenverenigingen betreft gaat een apotheker pas over tot het wisselen van medicijnen, wanneer de psychiater dit vooraf met de patiënt heeft overlegd. Van der Span: “We hebben het hier over een groep kwetsbare patiënten die lang niet altijd niet assertief genoeg is om vragen te stellen. Het is aan de behandelend arts om eventuele angst over een medicijnwisseling weg te nemen. Lukt hem dat niet, dan zal de arts de keuzevrijheid van de patiënt moeten respecteren. De KNMP Handleiding Geneesmiddelsubstitutie is daar heel duidelijk over.”