Psychose schokkend vaak gemist door te snelle diagnose
Maar liefst twee op de drie patiënten met een psychose krijgen in een GGZ-instelling niet of niet tijdig de juiste behandeling. Reden ligt vooral in het feit dat de stoornis bij de opname niet altijd als zodanig wordt herkend. Dat blijkt uit het onderzoek Early detection of psychosis; why should we care? waarop Nynke Boonstra later deze maand promoveert. De resultaten onderstrepen nog maar eens het belang van het psychosepreventieproject “Vroeg begonnen is een toekomst gewonnen” waaraan Ypsilon al geruime tijd bouwt. Ypsilondirecteur Bert Stavenuiter ondersteunt dan ook van harte het pleidooi van de promovenda voor een systematische screening bij alle nieuwe patiënten. “Essentieel voor de kans op herstel is een snelle behandeling. En juist die wordt jonge mensen zo onthouden.”
Boonstra bestudeerde voor haar promotieonderzoek de dossiers van alle 6477 patiënten in de leeftijd van 18 tot 45 jaar, die zich in 2002 voor de eerste keer meldden bij GGZ Friesland of bij Mediant in Twente. De uitkomsten bleken schokkend: Hoewel 242 patiënten psychotische symptomen hadden gemeld als wanen, hallucinaties of onsamenhangende spraak, werd in maar 37 procent van die gevallen de diagnose psychotische stoornis gesteld. Omdat de situatie twee jaar later niet of nauwelijks was veranderd, constateert Boonstra dat 63 procent van de patiënten in die periode dus ten onrechte niet voor een psychose is behandeld.
De promovenda zoekt de misdiagnose vooral in een onzorgvuldige intake waaraan vervolgens te lang wordt vastgehouden. “Als iemand wel eens stemmen hoort, maar vooral vaak angstig is en de straat niet meer opdurft, dan zal hij dat als eerste vertellen. Dan zal hij misschien ook nog zeggen dat hij wel eens stemmen hoort, maar ja, binnen de GGZ moet tegenwoordig snel een dbc-diagnose gesteld worden. Dus als duidelijk is dat de patiënt angstig is, dan vraagt men niet door. Dan krijgt hij om het oneerbiedig te zeggen het stempel ‘angststoornis’ en wordt daarvoor behandeld”, legt Boonstra in een interview met Psy uit.
Stavenuiter stoort zich mateloos aan de uitkomsten van het onderzoek. “We weten hoe belangrijk het is om vroeg te starten. Loopt iemand langer dan 9 maanden onbehandeld rond, dan neemt de kans op een succesvolle behandeling snel af. Iedere week korter dan die 9 maanden is van belang, schrijft Boonstra zelf. En als het nou gaat om een groep die op dat moment buiten het zicht van de hulpverlening is, dan heb je dat vaak niet in de hand. Maar deze groep is nota bene al in beeld, sterker nog: die zit al in de GGZ en krijgt vervolgens maandenlang niet de goede hulp. Dat is toch onverteerbaar!” Wat de Ypsilondirecteur betreft wordt het tijd dat er een goede richtlijn voor de behandeling van een psychose komt; een van de resultaten die het ‘vroeg begonnen’-project moet kunnen opleveren.
Verplicht onderdeel in zo’n richtlijn zou de prodromal questionnaire (PQ) moeten zijn; een simpele vragenlijst waarmee patiënten zelf kunnen rapporteren waar ze last van hebben. Hiermee komen niet alleen de mensen in beeld die op dat moment al psychotisch zijn, maar ook de mensen met een verhoogd risico op het ontwikkelen van een psychose. Ook Boonstra pleit voor systematische screening aan de voordeur via dit soort vragenlijsten. Uit het onderzoek dat ze verrichte bleek dat 14 van de 16 patiënten bij wie de diagnose eerst was gemist zo alsnog als psychotisch in beeld zouden komen.
Nynke Boonstra verdedigt op 10 november het proefschrift waarop zij promoveert aan de Rijksuniversiteit Groningen in de Martinikerk in Franeker. Klik hier voor een samenvatting.