Psychose sneller opgespoord door getrapte screening
Door een screening in twee fasen bij GGZ-instellingen kunnen patiënten met een grote kans op psychoses snel worden opgespoord. Dit blijkt uit het onderzoek waarop Judith Rietdijk deze week aan het VU promoveert. Zij onderzocht de effectiviteit van twee methoden om deze patiënten op te sporen. In de fase die voorafging aan de eerste psychose zochten meer dan de helft van de psychotische patiënten hulp bij de tweedelijns GGZ voor diverse niet-psychotische psychische problemen. Daarvan maakte Rietdijk gebruik.
De getrapte screening die Rietdijk toepaste bestond uit een gestructureerd interview en een door de patiënt zelf ingevulde vragenlijst die psychotische symptomen navraagt. De score uit het interview bepaalt welk risico iemand loopt. Alle 3.694 mensen tussen de 14 en 35 jaar die zich bij de GGZ aanmeldden voor niet-psychotische problemen vulden de vragenlijst in. Daarna interviewde Rietdijk met haar collega’s diegenen die op deze vragenlijst boven de drempelscore uitkwamen. Als iemand lager dan die drempel scoorde ging ze er op basis van die gegevens vanuit dat de persoon nauwelijks risico loopt.
Het bleek dat alle patiënten naast hun milde psychotische symptomen ook veel last hadden van angst en depressie. Ongeveer 20% van de patiënten met een verhoogd risico ontwikkelde een psychose binnen één jaar. Het percentage voor het ontwikkelen van een psychose bij de algemene bevolking is 0,02%.
Meer informatie over het proefschrift in VU-DARE