Risico op psychotische stoornis bij Turkse Nederlander nog hoger dan gedacht
Het risico op psychiatrische behandeling wegens psychotische stoornissen is voor Turkse Nederlanders van de tweede generatie veel hoger dan gedacht. Leerde eerder onderzoek in Den Haag (2000-2002) dat hun risico ‘slechts’ twee keer zo hoog was, uit nieuw onderzoek in de stad Utrecht blijkt het risico wel negen keer zo hoog. Als reactie op de publicatie van de nieuwe cijfers het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde heeft ‘migrantenonderzoeker’ Jean-Paul Selten de noodklok geluid. De cijfers zijn zelfs nog hoger dan voor Marokkaanse en Surinaamse Nederlanders. Hun risico op schizofrenie of andere psychotische stoornissen is zeven keer zo hoog als voor autochtone leeftijdsgenoten.
Het risico op psychiatrische behandeling wegens psychotische stoornissen is voor Turkse Nederlanders van de tweede generatie veel hoger dan gedacht. Leerde eerder onderzoek in Den Haag (2000-2002) dat hun risico ‘slechts’ twee keer zo hoog was, uit nieuw onderzoek in de stad Utrecht blijkt het risico wel negen keer zo hoog. Als reactie op de publicatie van de nieuwe cijfers het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde heeft ‘migrantenonderzoeker’ Jean-Paul Selten de noodklok geluid. De cijfers zijn zelfs nog hoger dan voor Marokkaanse en Surinaamse Nederlanders. Hun risico op schizofrenie of andere psychotische stoornissen is zeven keer zo hoog als voor autochtone leeftijdsgenoten.
Op de opiniepagina van het dagblad rekent Selten voor dat het risico op schizofrenie normaliter 1 procent bedraagt. Een blijvende verhoging van het risico voor allochtonen van de tweede generatie zou betekenen dat 5 tot 10 procent van hen de aandoening ontwikkelt. Het risico op psychiatrische behandeling wegens een depressieve stoornis is eveneens hoger: voor Turkse Nederlanders van de eerste generatie vijf keer en voor de tweede generatie is die acht keer hoger dan voor autochtone Nederlanders. Voor Marokkaanse Nederlanders van eerste en tweede generatie zijn deze cijfers respectievelijk drie tot vijf keer hoger.
De oorzaak van depressieve en psychotische stoornissen is een combinatie van erfelijke en omgevingsfactoren. Het voor migranten verhoogde risico op een psychotische stoornis is een internationaal verschijnsel, maar Selten zoek in zijn artikel verklaringen waarom het risico stijgt als de bewoners van de specifieke landen naar West-Europa verhuizen. Hij ziet vooral steun voor het idee dat sociale uitsluiting een belangrijke oorzaak is van psychose voor personen met een genetische kwetsbaarheid. Hij constateert allereerst dat het risico vooral is verhoogd bij etnische groepen die weinig succesvol zijn en gediscrimineerd worden (Afrikanen in Engeland, Inuït in Denemarken, Marokkaanse mannen in Nederland). Het risico voor allochtonen is bovendien hoger naarmate zij met minder mensen van hun eigen etnische groep in een wijk wonen (Londen, Den Haag). De kans is daarentegen weinig verhoogd voor etnische groepen met een sterke sociale cohesie (Aziaten in Engeland, Turkse Nederlanders van de eerste generatie).
Selten: “De overheid kan geen oplossing bieden voor alle problemen die samenhangen met migratie, zoals heimwee en verbroken familierelaties, maar kan wel bevorderen dat allochtonen een onderdeel worden van de samenleving. Onderwijs en werk spelen hier de hoofdrol. In de Verenigde Staten moeten migranten 80 uur werken om hun hoofd boven water te houden. In Europa worden ze veroordeeld tot een uitkering en levenslang tv kijken. Een middenweg zou wel zo prettig zijn.
Het gegeven dat allochtonen minder vaak een psychiatrische stoornis ontwikkelen als ze met veel leden van hun eigen etnische groep in een wijk wonen, betekent dat het beter is om hen niet gedwongen te spreiden. En terugdringen van het gebruik van cannabis is goed voor iedereen.”