Screening op lichamelijke problemen bij antipsychotica moet systematischer

Iedere psychiater kent de noodzaak om bij het gebruik van antipsychotica op bijwerkingen en lichamelijke complicaties te screenen.

Iedere psychiater kent de noodzaak om bij het gebruik van antipsychotica op bijwerkingen en lichamelijke complicaties te screenen.

Toch gebeurt dit vaak niet op een systematische manier. Dat blijkt uit een publicatie in het septembernummer van het Tijdschrift voor Psychiatrie van de Werkgroep Somatische Complicaties bij Antipsychoticagebruik. De werkgroep adviseert om lichamelijke complicaties in een vroeg stadium op te sporen en te voorkomen en heeft hiertoe een leidraad opgesteld.

Problemen die zich kunnen voordoen bij het gebruik van antipsychotica zijn er genoeg. Denk bijvoorbeeld aan overgewicht, aan problemen met de stofwisseling (het zogeheten metabool syndroom), de vergrote kans op suikerziekte en op hart- en vaatziekten, waaronder ook hartritmestoornissen.

Berucht zijn de bewegingsstoornissen bij antipsychoticagebruik, die voor patienten zeer invaliderend en hinderlijk zijn. En dan zijn er ook nog de ernstige stoornissen in het bloedbeeld bij onder meer het gebruik van Leponex, maag-darmstoornissen en seksuele problemen. Vorig jaar publiceerde Archives of General Psychiatry bovendien nog een groot literatuuronderzoek waaruit bleek dat mensen met schizofrenie 2,5 maal zo hoge sterftecijfers hebben als de algemene bevolking.

Dit bevestigt dat er dringend systematische inspanningen nodig zijn om somatische problemen bij patienten met psychiatrische ziekten, vooral schizofrenie, op te sporen en te behandelen. Maar het gebeurt niet, of in elk geval te weinig, constateert de werkgroep onder leiding van de Utrechtse psychiater Wiepke Cahn. Mensen met schizofrenie zijn al zwaar belast door hun ziekte en door de sociale consequenties ervan, redeneren artsen, en dus willen ze hen niet ook nog eens belasten met lichamelijk onderzoek. Ten onrechte, concludeert Cahn: patienten lijken het juist te waarderen als er aandacht is voor somatische problematiek. Zij zijn na uitleg bijvoorbeeld meer dan bereid om hun dieet aan te passen en veranderingen in hun leefstijl aan te brengen.

Een van de sleutels tot vroegtijdige opsporing is goede samenwerking, aldus de werkgroep. De eindverantwoordelijkheid ligt bij de arts die de antipsychotica voorschrijft, meestal de psychiater, maar deze moet overleggen met somatische artsen, huisartsen, internisten, neurologen en apothekers. “Goede zorg kan complexe zorgconsumptie voorkomen en kostenbesparend zijn”, schrijft de werkgroep, en vooral leiden tot een verbeterde kwaliteit van leven van de patient.

ANBI logo