19 COVERSTORY COVERSTORY 18 www.ypsilon.org YPSILON NIEUWS 2 | 2025 → vervolg Niet langer 'betrekken' Het woord 'betrekken' is te vaag. Ypsilon en MIND pleiten ervoor om in de wet te spreken van 'samenwerken met' en 'ondersteunen van' naasten. De zorgverantwoordelijke moet actief met de cliënt zoeken naar ten minste één naaste om mee samen te werken. Als een cliënt dat niet wil, moeten hulpverleners er steeds weer het gesprek over aangaan. De wet moet dit stimuleren, niet belemmeren. Professionals hebben daarvoor training en ondersteuning nodig, zodat zij weten hoe ze dit op een goede manier kunnen doen. Want we weten dat veel hulpverleners nog steeds huiverig zijn om naasten te betrekken, zeker wanneer de cliënt zelf daar niet enthousiast over is. In zulke situaties helpt het als hulpverleners in het gesprek met hun cliënt blijven benadrukken dat ze het contact met de naaste belangrijk vinden. En uitvragen waar zijn weerstand vandaan komt. Sommige cliënten willen hun naasten bijvoorbeeld niet lastigvallen of durven hen niet te belasten. Begrijpelijk, maar naasten kunnen prima zelf aangeven wat ze willen. Uit het eerder genoemde Verdiepingsonderzoek blijkt dat 31 procent van de cliënten denkt dat hun familie en naasten niet kunnen of willen helpen bij hun herstel. Maar 9 van de 10 naasten ziet juist wél een rol voor zichzelf weggelegd. Daarom pleiten we met MIND voor een inspanningsverplichting om altijd te proberen contact te leggen met naasten. Ook moet in het dossier worden vastgelegd welke inspanningen zijn gedaan en wanneer. ‘Er is eigenlijk nooit iemand die me na afloop van een bezoek aanspreekt hoe het was en hoe het met mij gaat. Ze zien me niet eens lopen.’ Verschillende soorten naasten De wet heeft het op diverse plaatsen nog steeds alleen over de ‘vertegenwoordiger’. Op die plekken worden familie en naasten niet genoemd. Ook niet in de context die in de wet veel wordt gebruikt, namelijk 'de voor de continuïteit van zorg essentiële naasten'. Dit klopt niet, zeggen we samen met MIND. Niet iedere cliënt heeft zo’n formele vertegenwoordiger. Bovendien hebben familieleden en naasten een andere, meer informele rol dan de vertegenwoordiger. Een rol die minstens net zo belangrijk in het zorg- en herstelproces van de cliënt. De wet moet daarom naast de vertegenwoordiger ook standaard familieleden en naasten noemen. Of als dat meer van toepassing zou zijn: ‘de voor de continuïteit van zorg relevante naaste’. Want de rol van informele naasten verdient wettelijke erkenning. Juist omdat ze vaak een persoonlijke band met de cliënt hebben en vaak jarenlang betrokken blijven. Deze steun blijkt iedere keer van grote waarde bij het herstel. Naaste is overigens een ruim begrip. Vaak is dat familie, maar het hoeft niet. En dat kan ook nog per periode verschillen. Cliënten moeten zelf kunnen aangeven wie dat zijn. Alleen wanneer ook de zorgverantwoordelijke vindt dat het betrekken van naasten niet in het belang is van de cliënt, mag hiervan worden afgeweken. ‘Moeder is nota bene mentor, maar wordt nergens bij betrokken. Zo is laatst de zorgmachtiging verlengd zonder dat ze zelfs maar gehoord is.’ Privacy Privacy wordt te vaak gebruikt als reden om geen informatie te delen met naasten. Maar samenwerken lukt alleen als je relevante informatie deelt. De wet moet duidelijker aangeven wat hulpverleners wél mogen delen. Basisinformatie over iemands situatie en zorgproces mag vaak gewoon gedeeld worden. Het gaat dan bijvoorbeeld om informatie die essentieel is voor het kunnen vervullen van de rol van naaste. Als deze informatie achterwege blijft, ontstaat er onzekerheid, onbegrip en wantrouwen. De ‘zorgstandaard Naasten’ wijdt een aparte werkkaart aan dit thema. De belangrijkste boodschap? Om goed samen te werken moet je wel informatie delen. Maar leg goed vast wat de onderlinge rolverdeling in die samenwerking is, want dan is ook direct duidelijk wie welke informatie nodig heeft en waarom. Maar ook als gedwongen zorg tijdelijk wordt onderbroken of helemaal wordt beëindigd vinden Ypsilon en MIND dat het thuisfront daarvan altijd moet weten. Deze naasten worden immers direct door zo’n beslissing geraakt. Hulpverleners moeten beter worden toegerust om de balans tussen privacy en samenwerking goed te hanteren. Daarbij hoort ook scholing over wat juridisch wél kan en mag. ‘Na eindeloos aandringen kwam eindelijk de crisisdienst. Die bevestigde wat wij allang wisten: onze dochter moest direct verplicht worden opgenomen. Een half uurtje later belde ik om te horen of ze goed was aangekomen. ‘Sorry mevrouw, daar mogen we niets over zeggen.’ Wekenlang draaiden wij in ons eentje voor de zorg op en nu mochten we niet eens weten hoe het met haar ging?’ Familievertrouwenspersonen De familievertrouwenspersoon (FVP) speelt een onmisbare rol bij het ondersteunen van naasten. Toch wordt in het wetsvoorstel de verplichting geschrapt om familieleden en naasten hierover standaard te informeren. Dat is onbegrijpelijk, vinden we. Ypsilon en LSFVP pleiten daarom voor een wettelijke verplichting om naasten bij alle relevante stappen in het zorgproces te wijzen op hun recht op ondersteuning door de FVP, ongeacht wat de cliënt hiervan vindt. Zeker in ingrijpende situaties, zoals het doen van een melding van zorgwekkend gedrag, een zorgmachtiging of een crisisopname is deze ondersteuning van onschatbare waarde. Daarnaast pleiten we ervoor dat zorgaanbieders structureel samenwerken met familievertrouwenspersonen en hen actief betrekken in het vormgeven van familiebeleid binnen instellingen. Alleen zo krijgt de positie van naasten daadwerkelijk gewicht in de praktijk. ‘We trokken aan de bel. Maar de reactie was zoals altijd: zolang hij zelf niet wil, is het zoals het is.’ Takenpakket FVP uitgebreid In de praktijk doen familievertrouwenspersonen al veel meer dan wat nu in de wet staat. Het is goed dat deze taken nu een wettelijke basis krijgen. Maar dat is pas het begin. De verdere invulling en uitvoering in de praktijk is minstens zo belangrijk als de wetswijziging zelf. Volgens Ypsilon en de LSFVP moet de wet duidelijk maken dat de FVP ook betrokken is bij situaties zoals tijdelijke onderbreking of overplaatsing van gedwongen zorg, of de aanvraag van een zelfbindingsverklaring. Heldere kaders helpen hierbij. De rol van de FVP moet aansluiten bij de praktijk en er moet voldoende geld zijn om die rol te kunnen spelen. De familievertrouwenspersoon moet ook bij onverwachte of ingewikkelde situaties beschikbaar zijn om naasten te adviseren en bij te staan. Daarnaast zou de FVP standaard mee moeten doen aan overleggen over dwang of het voorkomen daarvan. Denk aan het opstellen of herzien van een zorgkaart, het plan van aanpak of de zelfbindingsverklaring. Als onafhankelijke partij moet de FVP signalen van naasten inbrengen en uitleggen. Zo kan hij of zij bijdragen aan een meer complete en mensgerichte besluitvorming. Ook op het gebied van preventie ligt een belangrijke taak voor de FVP. In het voorstadium van gedwongen zorg kunnen familievertrouwenspersonen naasten ondersteunen bij het signaleren van terugval, het zoeken van contact met hulpverlening en het overbruggen van communicatieproblemen. Door dit laagdrempelig en op tijd in te zetten, kunnen verdere problemen worden voorkomen en wordt veel leed bespaard. Het kan niet zo zijn dat een FVP pas aan het werk mag als de dwangopname of dwangbehandeling al een feit is. Ten slotte moet beter bekend worden dat er familievertrouwenspersoon bestaan. Veel naasten weten niet dat ze er recht op hebben of denken ten onrechte dat de FVP alleen voor crisissituaties beschikbaar is. Informatie over de FVP moet daarom standaard worden opgenomen in folders, op websites, en in gesprekken tussen hulpverleners en naasten. ‘Als het terugdringen van dwang een doelstelling is van de Wet verplichte ggz, hoe kan het dan dat ik niet kan terugvallen op een familievertrouwenspersoon om te kijken of een opname is te voorkómen?’ Meer eigen regie De Wvggz moet juist bijdragen aan meer eigen regie en betere rechtsbescherming. Op enkele punten gebeurt dat, zoals het behouden van aparte instrumenten als de zorgkaart en het plan van aanpak. Maar er zijn ook verslechteringen. Het schrappen van de hoorplicht van de burgemeester en het vervallen van het recht op een eigen plan van aanpak zijn stappen achteruit. Ypsilon ondersteunt met MIND initiatieven om de regie van cliënten te vergroten en pleit voor betere voorlichting over de bestaande instrumenten in de Wvggz. Betrokkenen moeten actief en herhaaldelijk worden geïnformeerd over het bestaan en nut van de zorgkaart, het plan van aanpak en de zelfbindingsverklaring. Deze instrumenten kunnen mensen helpen om zelf richting te geven aan hun behandeling, ook als zij tijdelijk minder regie kunnen voeren. Het vergroten van eigen regie vraagt ook om ondersteuning door professionals die getraind zijn in herstelgericht werken. Het is daarom belangrijk dat de wet ruimte biedt aan begeleiding die past bij de persoonlijke wensen en mogelijkheden van de cliënt. Maatwerk en zeggenschap moeten leidend zijn, niet bureaucratische procedures. ‘Mijn zus is al 40 jaar met periodes ziek. Wordt dan uiteindelijk na veel ellende voor zichzelf en omgeving gedwongen opgenomen. Ik zoek naar een middel om het niet elke keer te laten escaleren. Ik dacht aan een zelfbindingsverklaring, maar volgens de ggz biedt dit geen soelaas omdat zus niets meer wil als ze ziek is.’
RkJQdWJsaXNoZXIy NzkyMjk=